7 maart 2023, geschreven door Karen den Hartog & Lieveke Peeters

De wetenschap heeft problemen met het concept ‘generatiekloof’


Alhoewel er in de media en binnen organisaties veel wordt gesproken over de generatiekloof en de consequenties die dit heeft voor het aantrekken en behouden van talent, klinkt er vanuit de wetenschap een ander geluid. Hieronder wordt de kritiek rondom het concept verder toegelicht.  

 

Wetenschappelijk en statistisch bewijs voor werkgerelateerde generatieverschillen ontbreekt 

In hun literatuuronderzoek vonden Lieze Stassen, Frederik Anseel & Katia Levecque (2016) dat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor de verschillen in werkethiek tussen generaties. Ook Marieke de Ruiter vond in haar onderzoek gepubliceerd in de Volkskrant geen statistisch bewijs van het vooroordeel dat de generaties van nu ‘luier’ zouden zijn en minder zouden werken dan de vorige generaties, zoals wel wordt gespeculeerd. Sterker nog: Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werken er tegenwoordig meer jongeren dan ooit en zij werken ook niet minder uren.

 

Conceptuele problemen 

Ook op conceptueel gebied zijn er problemen bij onderzoeken. Verschillende onderzoeken gebruiken verschillende historische gebeurtenissen, waardoor de aflijning van generaties per onderzoek iets verschilt. Het blijkt moeilijk het exacte punt in de tijd vast te stellen waarop de ene generatie eindigt en een andere begint. Om daarin tegemoet te komen en duidelijke contrasten te genereren, wordt er nog wel eens voor gekozen om Generatie X en Y samen te nemen of te kiezen voor ‘oudere’ generaties (babyboomers en Generatie X) vs ‘jonge’ generaties (millennials en Gen Z). Dit bemoeilijkt de interpretatie van effecten helemaal omdat het niet langer toelaat om claims rond bijvoorbeeld millennials los te koppelen van de vorige generatie.

Een tweede conceptueel probleem is het idee dat mensen binnen één generatie onafhankelijk van sociale klasse, gender, etniciteit en nationale cultuur op eenzelfde manier dezelfde gebeurtenissen zouden ondergaan, wat uiteraard generaliseringsfouten oplevert in de conclusies binnen deze onderzoeken. 

 

Leeftijd- en periodeverschillen in plaats van generatieverschillen? 

Naast het gebrek van statistisch bewijs en conceptuele problemen, lijken wetenschappelijke onderzoeken de dataverzameling op zo’n manier te verrichten, dat het niet duidelijk is of er onderzoek werd gedaan naar generatieverschillen of leeftijds-of periodenverschillen. 

In hun literatuuronderzoek maken Lieze Stassen, Frederik Anseel & Katia Levecque (2016) onderscheid tussen 3 methodologische problemen:  

  1. Leeftijd (ontwikkeling) 

  1. Periode (historische gebeurtenis)  

  1. Generatie (gedeelde ervaringen van dezelfde leeftijdsgroep in dezelfde periode) 

Om generatieverschillen goed te meten zou je meerdere generaties longitudinaal moeten meten terwijl men zich door verschillende fasen van het werkleven begeeft. Dit betekent bijvoorbeeld dat je de werkwaarden en attitude meet van een groep 18-jarigen in de jaren 1990, 2000 en 2010. Daarnaast volg je op dezelfde meetmomenten ook een groep 30-jarigen en 50-jarigen. Dit soort onderzoek bestaat tot op heden echter nog niet. 

 

De resultaten die nu uit wetenschappelijk onderzoek komen, komen vaak uit metingen waarvan je ook zou kunnen stellen dat er leeftijdsverschillen of periodeverschillen zijn gemeten. De babyboomers van nu hielden er in de tijd dat zij 20 waren er ook andere normen en waarden op na omdat zij in een andere levensfase zaten dan dat zij nu zitten (leeftijd). Een generatieverschil wordt vaak als synoniem gebruikt voor een leeftijdsverschil. Met ‘oh, dat is een generatieverschil’, bedoelen we vaak ‘jij zit in een andere leeftijdsfase dan dat ik zit’.  

Kijkend naar periodeverschillen zie je bijvoorbeeld dat Gen Z wordt gedefinieerd als heel maatschappelijk bewust, terwijl de andere generaties ook steeds meer maatschappelijk bewust zijn geworden door de veranderende wereld om ons heen (periode). Waar men vroeger vooral aardappels-groenten-vlees at en het motto ‘doe maar normaal dan doe je al gek genoeg’ hoogtij vierde, zie je dat ook de babyboomers op dit moment bewuster bezig zijn met vegetarisch te koken in verband met het veranderende klimaat en de noodzaak om te verduurzamen. Dat komt echt niet alleen omdat Gen Z dat van hun ouders verlangt, maar ook door de veranderende maatschappij en de wereld om ons heen.  Hier spreek je dus eerder over een ‘periodeverschil’ dan over een ‘generatieverschil’. 

Ten slotte concluderen Lieze Stassen, Frederik Anseel & Katia Levecque (2016) dat er geen noemenswaardige verschillen bestaan tussen generaties voor wat betreft werkwaarden en -gedragingen. Uit hun onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het niet voordeliger is om verschillende generaties op een andere manier te werven of trainen.  

 

Conclusie  

Natuurlijk zijn er verschillen tussen generaties en zijn we door de periode waarin we zijn opgegroeid op een bepaalde manier gevormd. We hebben bepaalde denkwijzen die gelinkt (kunnen) zijn aan belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens onze jeugd. Echter worden deze generatieverschillen in de media nogal eens vergroot en worden er polariserende stukken geschreven waar de (voor)oordelen vanaf spatten. Het is daarom goed om ons bewust te zijn van het feit dat deze verschillen wetenschappelijk niet zijn bewezen en dat het volledige plaatje wat genuanceerder ligt dan de media suggereert.  

 

Referenties