21 oktober 2020, geschreven door Carlo Velthuijs

Kleurenblind

Welke kleur ben jij? 

Voor iemand die al de grootste moeite heeft met het benoemen van een lievelingskleur was het een grote verrassing om erachter te komen dat het blijkbaar ook mogelijk is om daadwerkelijk een kleur te zijn. Sinds de eerste keer dat ik er mee in aanraking kwam heeft het mij geïntrigeerd. Het bleek ook niet de laatste keer te zijn. Het beperkte zich ook niet tot de organisaties waar ik zelf aan het werk was. Ook bij de organisaties van mijn collega's, onder mijn vrienden en familie, in mijn voetbalteam en zelfs aan het tafeltje naast mij in het restaurant ving ik op hoe kleuren werden gebruikt om te duiden wie iemand ´is'.  

  

In het begin zag ik dit vooral als een amusante eigenaardigheid van het kantoorleven. Later raakte ik door mijn werk zelf beter bekend met de verschillende analyses waaruit de kleuren kwamen die ik steeds hoorde terugkomen. Sterker nog, in het kader van mijn persoonlijke ontwikkeling deed ik er zelf een aantal. Ik deed analyses die keken naar gedragsvoorkeur, communicatiestijl, drijfveren, teamrollen en persoonlijkheidskenmerken. Dit gaf mij de mogelijkheid om een wat beter beeld te krijgen. Ik kwam tot de volgende conclusie: veel analyses zijn bruikbare instrumenten als ze in de juiste context, met de nodige toelichting en nuances worden ingezet. Tegelijkertijd was mijn beeld dat in de dagelijkse toepassing van deze tests deze nuance doorgaans ontbreekt. Het lijkt alsof het inzetten van deze instrumenten in veel gevallen meer kwaad doet dan goed. In deze blog probeer ik te achterhalen of deze conclusie klopt. Ik probeer erachter te komen wat deze analyses ons vertellen over onszelf en over de manier waarop we kunnen samenwerken. Hoe kunnen ze een toegevoegde waarde zijn? En welke problemen kunnen er ontstaan?  

  

Kleurenblind 

Laat ik eerst proberen uit te leggen hoe ik tot de tussentijdse conclusie kwam dat veel tests in de praktijk meer kwaad dan goed doen. Voor deze blog sprak ik met een oud-collega die gecertificeerd is als DISC-trainer. DISC is een analyse die kijkt naar communicatie en gedragsvoorkeuren. Na het afnemen van een test krijg je een rapport waarin je gedragsvoorkeuren zijn beschreven aan de hand vier verschillende categorieën met ieder een eigen kleur: geel, rood, blauw en groen. Zij vertelde mij dat ze het ziet als een hulpmiddel dat wat zegt over hoe je met mensen omgaat maar het niet iets is om jezelf mee te definiëren: ´Dat is de eerste fout die mensen wel vaak maken: niet realiseren dat dit een ontzettend klein onderdeel is van wat iemand tot mens maakt'.  

  

Daarmee ligt de vinger gelijk op de zere plek. Wat iemand tot mens maakt is te complex en veranderlijk om met dit instrument te kunnen meten. Het is twijfelachtig of er een instrument denkbaar is waarmee je dit wel zou kunnen. De uitslag van een gedragsvoorkeurentest wordt dus ten onrechte gekoppeld aan een veel groter en complexer concept. In de praktijk zie ik mensen zich zo blindstaren op de kleuren dat je ze haast wat meer kleurenblindheid zou gunnen. Soms lijkt het alsof we de test vooral gebruiken als een extra set hokjes waar mensen anderen (en misschien nog wel kwalijker: zichzelf) in plaatsen. Nu is categoriseren, labelen en ook het plaatsen van hokjes een nuttige methode voor mensen om vat te krijgen op een complexe wereld. Het probleem is dat de labels op de verkeerde hokjes worden geplakt: het label voor een gedragsvoorkeur wordt op een hokje van identiteit of persoonlijkheid geplakt.  

  

Ik zou nog verder willen gaan: zelfs als mensen zich er wel continu van bewust zijn dat het gaat om gedragsvoorkeuren, zijn er de nodige nuanceringen te maken. Zelfs als het label wel op het goede hokje wordt geplakt is het goed om je af te vragen of het label wel helemaal klopt. Ik ben niet van plan in een discussie te belanden over de wetenschappelijke basis van de analyses. Tegelijkertijd is het wel goed om vast te stellen dat: er sprake is van een momentopname, er sprake is van een zelf-analyse, het model dat in de analyse wordt gebruikt een versimpeling is van de werkelijkheid en dat er altijd sprake is van een bepaalde onzekerheid in elke meting. In de statistiek is een veelgebruikte uitspraak: 'all models are wrong, but some are more useful´. Dat wil zeggen dat statistische modellen, of wetenschappelijke modellen in het algemeen, altijd te kort komen aan de complexiteit van de realiteit. Het goede nieuws is dat een model nog steeds bruikbaar kan zijn, het slechte nieuws is dat het maar een model is. Die nuance is ook belangrijk bij het duiden van deze testresultaten.  

  

Daar kun je natuurlijk wel wat aan doen. Mijn oud-collega ziet het als haar rol als trainer om die duiding te geven bij het uitleggen van een analyse. Bijvoorbeeld om duidelijk uit te leggen dat het gaat om een zelfanalyse: ´Het zijn vragen aan jou over jezelf. Meer nier, minder niet. Er wordt woorden gegeven aan hoe jij je meestal gedraagt ten opzichte van anderen. Herken je dat niet, dan vooral niet gebruiken’. Ik moet ook toegeven: de meeste tests komen met een uitgebreide bijsluiter en in de trainingen die ik hier persoonlijk van heb meegemaakt was ook echt een plaats voor deze nuanceringen.  

  

Ik ben geel dus..  

Toch heb ik het beeld dat het ondanks deze bijsluiters en een leger aan gecertificeerde coaches en trainers in de praktijk vaak misgaat met het duiden van analyses. Het lijkt alsof de genuanceerde toelichtingen van de analyses al snel uit het geheugen verdwijnen. Wat na een aantal maanden verder te zijn vooral nog bijblijft is: ik ben rood, jij bent geel, hij is groen en zij is blauw. Het probleem gaat verder dan alleen het verkeerde label plakken of gebrek aan nuancering. Het risico is dat de test na verloop van tijd een eigen leven gaat leiden en het karakter krijgt van een zelfvervullende voorspelling. Omdat we onszelf zien als rood worden we ook rood, omdat we anderen zien als blauw wordt gedrag ook gelijk verklaard als blauw. We passen ons gedrag zo aan dat het model ook steeds beter klopt. In het meest extreme geval wordt het ingezet als een verworven recht: ik ben nou eenmaal zo, dus.. of: dat hoeven we van haar niet te verwachten want zij is..  

 

Een andere collega, die ook gecertificeerd is als trainer, drukt me nog een keer op het hart dat dit niet is waar de test voor bedoeld is: ´Het gaat niet om één kleur en het is absoluut niet de bedoeling om mensen in hokjes te duwen. De intensiteit van de verschillende kleuren bepaald jouw gedragsstijl en communicatiestijl. Dit is ook sterk afhankelijk van de omgeving. Ik ken zelf een hoop voorbeelden waar het goed wordt toegepast .’ 

 

Mijn collega en oud-collega maken mij duidelijk dat het belangrijk is om te zien in welke context de analyses worden ingezet: ´Wat DISC kan brengen is bewustwording. Van jouw eigen perspectief en de perspectieven van anderen. Het inzicht dat alle inzichten belangrijk zijn voor succes en een goede samenwerking en allemaal net zo relevant zijn. Zie andere perspectieven als een aanvulling. Als het niet goed wordt uitgerold in een team heeft het dus het tegengestelde effect, schuilen achter kleuren en in hokjes denken. Hier ligt een grote rol bij de trainer maar dus ook bij de doelgroep zelf. Ik weet dat ik zelf DISC bij sommige organisaties niet zal doen omdat ik het risico voor de keerzijde te groot vindt. Ik heb gemerkt dat er al een bepaalde mate van zelfkennis, zelfinzicht en kennis van dergelijke analyses moet zijn om het goed te laten landen. Zodat het echt ingezet kan worden als hulpmiddel, waar het ook voor bedoeld is.´. 

  

Gaat het verder dan kleuren?  

Ik vraag mij af of hetzelfde probleem niet van toepassing is bij de andere test die ik maakte en die bij zoveel organisaties worden ingezet. Als je een uitkomst krijgt in de vorm van een teamrol, archetypen of persoonlijkheidskenmerk bestaat daar denk ik hetzelfde gevaar: het is verleidelijk om de resultaten groter te maken dan ze zijn, het is lastig om de nuances van het model toe te passen en de kans bestaat dat je jezelf meer gaat gedragen naar je uitslag of anderen meer zult duiden aan de hand van hun uitslag. Ik denk dat het belangrijkste verschil is dat een model met vier kleuren simpeler is en daardoor ook gemakkelijker te pas en te onpas kan worden gebruikt.  

  

Weg met alle tests?  

Het lijkt me niet passend om in een betoog voor meer nuance af te sluiten met een aantal pakkende stelligheden over het massaal in de hens steken van gedragsanalyses. Wat wel een belangrijke vraag blijft is: ‘hoe bruikbaar is dit model?’. Ik heb er zelf nieuwe inzichten uit gehaald en hoor dit ook van anderen. Mijn oud-collega geeft mij ook verschillende voorbeelden van teams die er enorm profijt van hebben gehad. In de juiste situatie is de test dus enorm bruikbaar. Tegelijkertijd is het goed om te herkennen dat er het risico bestaat dat de analyse niet een heel goed beeld geeft, het verleidelijk is om dit beeld groter te maken tot ´persoonlijkheid' (waar het niet voor bedoeld is) en dat de resultaten als een zelfvervullende voorspelling kunnen gaan werken. Dat gaat nu niet altijd goed en daarom is het belangrijk om hier bewuster van te zijn.  

  

Hoe zorgen we ervoor dat het instrument een verruiming van ons perspectief is en zorgt voor meer begrip en een betere samenwerking en hoe voorkomen we dat het juist zorgt voor een verstarring van ons denken doordat we onszelf en anderen reduceren tot een enkele kleur of kleurencombinatie? Het is makkelijk om de verantwoordelijkheid voor die bewustwording bij de trainers of aanbieders te leggen. In de praktijk wordt er al een hoop gedaan om de juiste toelichting en duiding te verzorgen. Verfrissend vind ik het idee om het probleem ook bij de doelgroep te leggen. Misschien is niet elke groep in elke context geschikt voor dit instrument? En hebben wij niet zelf de verantwoordelijkheid om wat genuanceerder naar onze eigen testresultaten te kijken? Of is dat misschien wel een probleem dat inherent is aan deze tests, zijn we daar niet toe in staat? Ik ben er van overtuigd dat we dit wel kunnen. Dat vraagt van onszelf dat we kritisch blijven én het vraagt er ook om dat we geen cultuur creëren waarin de uitkomsten te klakkeloos worden gebruikt. Het vraagt erom dat we elkaar ook durven aanspreken als we een model misbruiken. De volgende keer dat ik in een restaurant opvang dat iemand ´nou eenmaal geel is’ zal ik alvast het goede voorbeeld nemen. Dan draai ik mij om en doe ik dit hele verhaal nog eens dunnetjes over.